Eigendomsovereenkomsten
Een perceel grond en een gebouw, dit heb je nodig om met een jeugdverblijf of kampeerterrein van start te gaan. Maar bijna niemand krijgt dit zomaar in de schoot geworpen. Daarom wordt er vaak een overeenkomst gesloten tussen eigenaar en uitbater.
Welke overeenkomst best wordt afgesloten, hangt af van de plaatselijke situatie. Het burgerlijk wetboek vermeldt de verschillende soorten overeenkomsten, elk met hun typische kenmerken. De duur van de overeenkomst en de manier van vergoeden zijn daar twee voorbeelden van. Dat het soort overeenkomst een grote invloed heeft op de verdere werking van je uitbating is vanzelfsprekend. Daarom zetten we de verschillende overeeenkomsten op een rijtje.
Een koopovereenkomst
Kopen is de veiligste, maar ook duurste manier om je project leven in te blazen. Je moet immers op een heel korte termijn heel wat geld op tafel leggen (of lenen). Voordeel is natuurlijk wel dat het pand of de grond je eigendom wordt. Bij kopen komen wel nog heel wat extra kosten kijken. Denk maar aan de registratierechten. Onroerende voorheffing zou ook een extra kost kunnen zijn, maar gelukkig kunnen jeugdverblijfcentra hiervoor een vrijstelling aanvragen.
Een huurovereenkomst
Een huurovereenkomst is een andere optie. Alle afspraken tussen huurder en verhuurder staan vermeld in het huurcontract. Let wel: de huurwet geldt in principe enkel wanneer het een hoofdverblijfplaats betreft. Normaal geldt voor volpensionhuizen de wet op de handelshuur, maar praktijkvoorbeelden kennen we hier niet. Een andere overeenkomst is het 'gemeen huurrecht'. Dat is een aanvullend recht, wat wil zeggen dat je grotendeels zelf de inhoud moet bepalen. Het grootste nadeel van huren is de onzekerheid over de toekomst, het voordeel is dat je het pand of het terrein gemakkelijk kan in- en uittrekken.
Een convenant
Als de overeenkomst een overheidsgebouw betreft, kan een convenant worden afgesloten. Een convenant is een soort 'ruiloperatie' waarbij er wederzijdse engagementen worden opgenomen. Zo kan het overheidsgebouw bijvoorbeeld (gratis) gebruikt worden voor het realiseren van een overheidsdoelstelling, nl. jeugdwerk ondersteunen.
Een gebruiksovereenkomst
Een gebruiksovereenkomst kan vergeleken worden met een huishoudelijk reglement. Tussen de eigenaar en de uitbater worden schriftelijke afspraken gemaakt. Daarin kan het getolereerde gedrag, de verboden acties en de staat van het gebouw worden opgenomen. Een gebruiksovereenkomst is gratis, maar biedt geen enkele juridische bescherming.
Recht van erfpacht
Als uitbater heb je, voor een periode van minimum 27 en maximum 99 jaar, het volle genot van grond en eventueel gebouw als je een recht van erfpacht afsluit. Het volle genot houdt bijvoorbeeld de mogelijkheid tot bestemmingswijziging in, maar ook het bebouwen van de grond of het onderverhuren. Daar staat wel een jaarlijkse vergoeding tegenover, maar organisaties met sociale doelstellingen kunnen hiervan worden vrijgesteld.
Recht van opstal
Met een recht van opstal wordt de uitbater, ook opstalhouder genoemd, eigenaar van de gebouwen, maar blijft de grond eigendom van de oorspronkelijke eigenaar en dit voor maximum 50 jaar. Aan dit recht is geen vergoeding verbonden als het expliciet in de overeenkomst staat vermeld. Recht van opstal is, zoals het 'gemeen huurrecht', een aanvullend recht waardoor je grotendeels zelf de inhoud moet bepalen.
Recht van vruchtgebruik
Recht van vruchtgebruik wil zeggen dat je naast het gebruik van de (on)roerende goederen ook de 'vruchten' ervan mag opstrijken. De opbrengsten van de verhuur zijn m.a.w. voor rekening van de uitbater. Het vruchtgebruik kan van tijdelijke of onbepaalde duur zijn.